Blog
Fondsen op naam bieden de cultuursector een stille, maar krachtige steun in de rug
door: prof. dr. Helleke van den Braber
Wie een museum of orkest wil steunen, kan dat op tal van manieren doen. Door lid te worden van de Vriendenkring te worden bijvoorbeeld, of actief als vrijwilliger. Cultuurliefhebbers die meer geld te besteden hebben en de zaken graag wat systematischer aanpakken kunnen een Fonds op Naam oprichten. Dat kan bij organisaties als Vereniging Rembrandt of het Cultuurfonds, maar ook bij steeds meer culturele instellingen. Dat kost wat: de minimuminleg ligt voor gevers op 50.000 euro. Daar staat tegenover dat ze niet alleen hun eigen naam, maar ook een zelfgekozen, gerichte doelstelling kunnen meegeven aan hun schenking, en zo zelf kunnen bepalen waar hun gift voor gebruikt mag worden. Fondsen op Naam blijven vaak jarenlang in stand, en zorgen voor een warme en duurzame verbintenis tussen gevers en organisaties.
Desondanks staan Fondsen op Naam wat minder in de belangstelling dan bekendere geefconstructies zoals donateurskringen of crowdfunding. Is dat terecht? Nee, zegt onderzoeker Sita Struijke. In haar artikel ‘Fondsen op Naam: duurzaam, maar doelgericht’ (2024) laat ze zien dat Fondsen op Naam de stille, maar krachtige motors zijn achter tal van culturele organisaties en initiatieven. Fondsen op Naam genereren onvermoed veel geld voor de cultuursector. Zo komt 40 procent van het totale bestedingsbudget van het Cultuurfonds uit de bijna 500 Fondsen op Naam die het Cultuurfonds beheert. En alleen al bij het Cultuurfonds, de Vereniging Rembrandt en het Rijksmuseum Fonds – de drie organisaties die Struijke onderzocht – is via de Fondsen op Naam een bedrag van ruim 24 miljoen euro ingelegd.
Struijke laat zien dat de geefconstructie in een behoefte voorziet: het aantal Fondsen op Naam blijft groeien. Bij de drie organisaties samen is het aantal in tien jaar tijd verdubbeld, van ruim 350 eind 2012 naar ruim 700 eind 2022. Hun cumulatieve vermogen groeide mee van ruim 100 miljoen euro naar ruim 200 miljoen euro. Struijke vermoedt dat de drastische cultuurbezuinigingen die staatssecretaris Halbe Zijlstra doorvoerde eind 2010 daar de oorzaak van zouden kunnen zijn. Ook het Rijksmuseum zag in deze periode een piek, maar met een andere reden. Na de tienjarige verbouwing was de noodzaak voor ondersteuning groot in aanloop naar de heropening in 2013. Door gevers vanaf 250.000 euro een naamsvermelding in de gloednieuwe glas-in-loodramen te bieden, wist de afdeling development een recordaantal Fondsen op Naam te werven. Struijke concludeert dat grote gevers bereid zijn te geven, mits er moeite wordt gedaan om ze actief bij de noodzaak te betrekken.
Desondanks aarzelen culturele organisaties soms om potentiele gevers ook daadwerkelijk te benaderen, vaak omdat ze onzeker zijn tot wie ze die vraag kunnen richten. Wie zijn die cultuurliefhebbers die de stap naar een Fonds op Naam willen zetten? Het onderzoek van Struijke biedt daar waardevolle informatie over. Ze laat zien dat ze gemiddeld 70 jaar oud zijn als ze een Fonds op Naam instellen, en dat het veelal gaat om mensen die geen kinderen hebben. Zij gebruiken het fonds om hun erfenis te regelen, of om via de schenking de nagedachtenis van een dierbare te eren. Bij de drie instellingen die ze onderzocht komen de gevers voor 20 procent uit Amsterdam en voor 68 procent uit de bredere Randstad.
De specifieke bestedingsdoelen die gevers aan hun Fondsen op Naam meegeven blijken zowel de kracht als de zwakte van de constructie. Voor gevers is het aantrekkelijk dat hun schenking belandt bij het soort kunst waar ze van houden, maar voor organisaties brengt elk nieuw fonds nieuwe bestedingsdoelen met zich mee. Soms formuleren gevers die doelen zo smal dat hun giften lastig te besteden zijn en soms jarenlang niet kunnen worden ingezet. In het Rijksmuseum bevorderen de meeste Fondsen op Naam specifieke collecties, zoals fotografie of Middeleeuwse kunst. Dat is doelgericht, maar aan de andere kant zorgen die schenkingsvoorkeuren ervoor dat bepaalde afdelingen van het museum meer te besteden hebben dan andere. Zo oefenen gevers invloed uit op de samenstelling van de museumcollectie.
De Fondsen op Naam-constructie is duurzaam en zorgt voor stevige en gerichte ondersteuning, concludeert Struijke. De keerzijde van de medaille is dat de schenkingen vaak maar binnen een klein kader besteed kunnen worden, soms sturend kunnen werken op het beleid van culturele organisaties, en ook niet al te veel diversiteit laten zien in hun doelstellingen. Struijke roept de cultuursector daarom op om gevers te motiveren om “wat verder te reiken dan hun directe passie” bij het nadenken over de besteding van hun schenkingen.
Meer weten? Je vindt het artikel ‘Fondsen op Naam: duurzaam, maar doelgericht’ (2024) van Sita Struijke hier.