Kennispunt Mecenaatstudies

Blog

Durf te vragen. Drempels en doelen bij geefrelaties tussen creatieve makers en particuliere gevers. 

door: Yvette van Engelenburg MA

‘Hoe particulier geven aan individuele makers te optimaliseren?’ Zo luidt in één zin het vraagstuk dat aan de basis ligt van het rapport ‘Kun je het maken om te vragen? Over creatieve makers en hun vraag om steun aan particuliere gevers’. Het is een heldere vraag met een duidelijk doel maar wijst tegelijkertijd op een aantal aannames over deze geef-vraagrelatie. Enerzijds impliceert deze vraag namelijk dat cultuurliefhebbers willen investeren in individuele makers en anderzijds dat makers bereid zijn om te vragen om steun. Bij zowel het geven als het vragen komt echter veel meer kijken. Veel bestaand onderzoek gaat over de positie van de gever bij geefrelaties maar er is weinig onderzoek naar de positie van de maker. Daarom richten de auteurs van dit rapport, Iris van Korven, prof. dr. Helleke van den Braber en Rocco Hueting, zich op de ervaringen van makers in de culturele sector. Durven vragen als maker betekent bijvoorbeeld zorgvuldig inschatten of je de vraag stelt, aan wie, op welke toon, met welke argumenten, op welk moment en in welke context. Om een antwoord te vinden om de vraag hoe particulier geven aan individuele makers kan worden geoptimaliseerd, onderzoekt het rapport drie thema’s met betrekking tot geven en vragen – financiering, drempels en legitimatie – aan de hand van de ervaringen van respondenten uit verschillende kunstdisciplines. Het rapport citeert ruim uit interviews met makers, en licht daarnaast per thema één respondent uit. Deze respondent wordt aan het woord gelaten over wat hen beweegt als vrager of niet-vrager. 

Wat valt er te winnen? 

Makers in de culturele sector kampen vaak met economische instabiliteit, lange werkuren, hoge werklast en ingewikkelde combinaties van taken, zo blijkt uit het rapport. Dit maakt dat het lastig is om financiële stabiliteit te bereiken en te vertrouwen op de waarde van wat ze te bieden hebben. Makers zijn daarom veelal op zoek naar duurzame vormen van cultureel ondernemerschap. Dit wordt nu in eerste instantie gezocht bij de overheid in plaats van bij particuliere gevers. Door uitwisseling met gevers kunnen makers niet alleen financiële middelen maar ook geld, draagvlak, erkenning, inspiratie, ademruimte en bevestiging van hun waarde ophalen. Zo stelt één van de respondenten: 

‘Financiële zorgen leiden nou eenmaal af van je creativiteit. En daar zou de relatie met een gever juist ook iets heel vets in kunnen zijn en voor een creatieve impuls kunnen zorgen. Juist doordat je dan kunt doen wat je eigenlijk wil.’ 

Waarom dan niet vragen? 

Uit het onderzoek in het rapport blijkt dat de overweging voor makers om wel of niet te vragen om steun raakt aan kernaspecten van het makerschap. Zaken die hierbij komen kijken zijn bijvoorbeeld de relatie met en image bij het publiek, opvattingen over ondernemerschap en winst, de beleving van financieringskeuzes en het beeld dat een maker heeft van succes. Makers moeten van mening zijn dat ze het recht hebben om de hulpvraag te stellen. Daarbij komt kijken dat makers vinden dat hun werk van waarde is en dat hun makerschap, en daarmee de grondslag om de vraag te stellen, legitiem is. Daarbij speelt ook dat makers ook geloven dat hun publiek en potentiële gevers deze mening delen. Richtinggevend blijkt vooral de relatie die makers willen opbouwen met hun publiek. Een deel van de respondenten ziet de hulpvraag als poging tot connectie met hun achterban en een mogelijkheid om te bouwen aan een community. Hierbij komt voor hen een uitnodiging tot wederkerigheid met deze groep gevers kijken. Daartegenover staat een groep respondenten die na de hulpvraag liever incidenteel contact met gevers prefereert in een meer transactionele context. Dat wil zeggen dat ze de relatie meer zien als die tussen maker en potentiële koper. Ze leveren als maker een product met marktwaarde dat ze met passie en plezier de wereld in hebben gebracht. Een ander deel van de respondenten ziet echter potentie in een combinatie van de twee genoemde praktijken. 

Vragen gaat niet vanzelf 

Het benaderen van particuliere gevers voor makers gaat niet vanzelf. De positie van maker als vragende partij wordt als complex ervaren blijkt uit de resultaten van het onderzoek. Aan de ene kant verwachten makers dat vragen om steun hun makerschap zal versterken. Aan de andere kant geven makers ook aan dat ze zich alleen onder bepaalde voorwaarden prettig voelen bij ‘het stellen 

van de vraag’ aan potentiële gevers. De overweging om steun te vragen wordt gemotiveerd door het verlangen naar meer dan financiële steun alleen. Zo kan er ook erkenning, aanmoediging en draagvlak worden gecreëerd wat bevestiging geeft van de makerspraktijk. Wie vraagt, kan een deur openen naar grotere vrijheid, meer onafhankelijkheid en het gevoel ‘gedragen’ te worden door betrokken liefhebbers. Maar om te vragen wordt van makers zelf een bepaalde mindset of mentaliteit gevraagd. In de eerste plaats bij henzelf, maar – zo verwachten ze – ook bij hun (potentiële) gevers en bij de buitenwereld. 

Meer lezen? Je vindt het rapport ‘Kun je het maken om te vragen? Over creatieve makers en hun vraag om steun aan particuliere gevers’ van Iris van Korven MA, prof. dr. Helleke van den Braber, Rocco Hueting MA hier.