Kennispunt Mecenaatstudies

Kennisbank

Geld blijft tijd: over de rol van schrijvers in het literatuurbeleid

‘Geld is tijd’, schreef J.C. Bloem ooit: zodra schrijvers wat geld hebben, hebben ze even financiële ruimte om met literair werk aan de slag te gaan. Tientallen Nederlandse schrijvers gebruikten deze uitspraak als motto toen ze in de winter van 1962-1963 tegen hun beroerde sociaal-economische positie protesteerden.
Ze weigerden literaire prijzen en dreigden de aanstaande Boekenweek te boycotten als de Nederlandse regering auteurs geen fatsoenlijker inkomenspositie zou geven. Want waar theaters, musea en andere kunstinstellingen op een groeiende staatssteun konden rekenen, was er voor individuele auteurs praktisch geen overheidsgeld beschikbaar.

Deze actie landde als een bom in de literaire wereld. Terwijl staatssecretaris voor Kunsten Ynso Scholten aanvankelijk zijn poot stijf hield, barstte de discussie in de media los. Velen steunden de strijd, maar de goedverkopende Godfried Bomans was bijvoorbeeld fel tegenstander. Wie minder lezers had, moest volgens
hem niet door overheidssubsidie overeind worden gehouden.

Na enkele maanden besloot de staatssecretaris toch het gesprek aan te gaan met het actiecomité dat het protest was begonnen. De Boekenweek was gered en er werd toegewerkt naar een structurele oplossing voor het aangekaarte probleem. In 1965 werd zo het Fonds voor de Letteren opgericht (sinds 2010: Nederlands Letterenfonds). Voortaan konden auteurs verschillende typen financiële ondersteuning krijgen, zodat het gemakkelijker werd (deels) van schrijfwerk te leven.

Lees meer
Terug naar het overzicht