Kennispunt Mecenaatstudies

Kennisbank

Van maker naar mecenas (en weer terug): over giftuitwisseling in de kunsten

Toen de schrijver Gerard Reve begin jaren zestig besloot dat hij klaar was voor een weldoener, of, zoals hij het noemde, voor een ‘beschermer’, hoopte hij naar eigen zeggen op “een haven waarin ik mijn levensschip zeilklaar kan maken, van waaruit ik zeewaardig kan uitvaren, en waarheen
ik bij storm en ontij kan terugkeren.”

Het was vijftien jaar na zijn debuut. Onzeker over zijn schrijverschap zocht hij een mecenas die voor hem aanlegplaats, ankerpunt en vertrekrede tegelijk kon zijn – en die hem, als dolend schrijver, eindeloos terzijde zou staan.

Maar toen hij zo’n mecenas vond in de persoon van een rijke reder, Ludo Pieters, sloeg de onzekerheid toe. Dat hij welkom was in de villa van deze weldoener – dat leek hem terecht. Dat hij diens ondersteuning verdiende – ook dat stond buiten kijf. Maar wat was het dat Pieters van hem verwachtte? Waar was hij aan begonnen, waarin begaf hij zich? Welke prijs moest hij betalen voor het gulle welkom dat hij kreeg? De onbestemdheid van de relatie zat hem niet lekker. Zijn mecenas was genereus, maar de weelderige inrichting van de villa, de ultramoderne kunst aan de wanden – dat alles wees op een desoriënterende kloof tussen hem, de kunstenaar, de bohémien, en de gezeten zakenman tegenover hem.

Omgekeerd wist ook Pieters niet goed wat hij met Gerard Reve aan moest. Hij zag dat hij “niets anders wilde dan schrijven” om daarvan “fatsoenlijk, zonder hinderlijke armoede” te kunnen leven. Hij gaf hem daarom geld, tijd en aanmoediging, en volop ruimte om te werken – hij maakte altijd plaats als Reve, logerend in zijn villa, besloot uitgerekend aan zijn bureau te willen schrijven. Maar er stond een prijs op de eervolle nabijheid van dit “formidabele talent”, deze getroebleerde kunstenaar. Pieters omschreef de omgang met Reve als “beslist geen veilig verkeer” en de vraag was of zijn investering zich ooit zou uitbetalen – en in welke vorm. Zou “het lelijke jonge eendje dat in onze goed-burgerlijke familie-vijver kwam aanzetten” ooit, “uitgroeien tot een Zwaan der Nederlandse Letteren” – en dat dan natuurlijk vanachter zijn goed-burgerlijke bureau, en dankzij zijn goede zorgen?

De mecenaatrelatie tussen Reve en zijn reder zou 23 jaar standhouden. Beiden hadden zich te verhouden tot belangrijke vragen. Wat was het dat zij hadden te geven – én te ontvangen? Wat levert de uitwisseling hen op, tegenover wie, tegen welke prijs, en met welk resultaat? Reve’s talent was de motor achter hun relatie – maar welke rol kon wat hij schrijft spelen in wat er tussen hen over tafel ging? Wie een geefrelatie aangaat, begint een spel van geven en nemen met onduidelijke inzet en ongewisse afloop – een spel dat zijn eigen rituelen, normen, ideaalbeelden, taboes, gevoeligheden, conventies en transgressies kent.

Continue reading in English

Lees meer
Terug naar het overzicht